HET RISICO OP EEN TERRORISTISCHE AANSLAG OP NEDERLANDSE EVENEMENTEN
Door de doelwitten Bataclan en Stade de France in Parijs en de viering van een feestdag in Nice staan evenementen(locaties) in het spotlicht als soft target. Dat is geen aangename plek, want van alle terroristische aanslagen tussen 1968 en 2005 trof 72% een soft target. Dat evenementen doelwit zijn is afschuwelijk, maar op zichzelf niet vreemd gezien de beweegredenen van terroristen. Zij willen niet alleen slachtoffers maken, maar vooral angst zaaien. Een evenement leent zich daar voor, dat spreekt voor zichzelf.
Naar aanleiding van de aanslagen in Parijs en ook vandaag na de aanslag in Nice ontving ik de vraag of we het risico op een terroristische aanslag op evenementen in Nederland onderschatten. Ik antwoordde beide keren dat we dat risico onderschatten én overschatten. Welk van beide aan de orde is, lijkt vooral afhankelijk van het momentum.
Nederland werkt met een systeem van vier dreigingsniveaus die aangeven hoe groot de kans is op een aanslag: minimaal, beperkt, substantieel en kritiek. Het actuele dreigingsniveau vindt u op de website van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Daar staat geschreven dat het dreigingsniveau substantieel blijft.
De crux zit hem in het laatste woord. Het dreigingsniveau was substantieel voor de aanslagen in Parijs en Brussel en is dat nog steeds. De ernst van de huidige reële dreiging is niet veranderd. Het niveau zal daarom ook na de aanslag in Nice gehandhaafd blijven op substantieel.
Het dreigingsniveau is complex, diverse actoren kunnen aanslagen plegen. Dat was niet anders voor de aanslagen in Parijs, Brussel of Nice en is nu ook niet anders. De kans op een aanslag in Nederland was en is reëel. Die kans was niet kleiner voor de aanslagen en is niet groter na de aanslagen.
Vóór de aanslagen in Parijs was er echter weinig aandacht voor het risico op terroristische aanslagen bij evenementen. Men zou kunnen zeggen dat het risico niet op waarde werd geschat als iemand er mee op de proppen kwam. Na de aanslagen in Parijs schoot dat een korte poos geheel de andere kant op en dat gebeurde opnieuw na de aanslagen in Brussel. Dat zal nu, na de aanslagen in Nice, niet anders zijn. Aanslagen – en zeker aanslagen op evenementen(locaties) in nabij gelegen landen – doen dat.
Na de aanslagen in Parijs en Brussel werden bij verscheidene evenementen extra veiligheidsmaatregelen genomen. Zelfs wanneer er verder geen signalen waren die daar aanleiding toe gaven. Zinnige en onzinnige, nodige en nodeloze maatregelen. Vooral die onzinnige en nodeloze maatregelen zijn uit te leggen als een overschatting. Na enkele weken zie je dat vervolgens weer wegebben. De maatregelen worden weer naar het oude (toereikende of ontoereikende) peil teruggebracht. Het is dan vaak een kwestie van tijd voordat het risico weer onderschat zal worden.
Alleen de vrees voor een copycat – de kwaadwillende die op ideeën is gebracht door recente gebeurtenissen – zou een andere verklaring kunnen zijn, maar wie zijn oor te luisteren legt weet dat het vooral een kwestie is van meedeinen met de veiligheidsbeleving en dat het nu eenmaal minder van doen heeft met het daadwerkelijke risico op een aanslag.
We overschatten én onderschatten dus. Het eerste is uiteraard minder gevaarlijk dan het laatste, maar zou het niet beter zijn om – ongeacht recente gebeurtenissen – te kijken naar het feitelijke dreigingsprofiel van het evenement en welke maatregelen in dat licht zinvol en nodig zijn? Want hoe begrijpelijk het ook is dat de recente gebeurtenissen zorgen voor bewustwording en aandacht; een recente aanslag of het uitblijven daarvan is niet per se bepalend voor het risico van aankomende evenementen en de veiligheidsmaatregelen die daarvoor genomen worden.